Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat met betrekking tot de tijdigheid van het herzieningsverzoek onderscheid moet worden gemaakt tussen de aanslagen en de boeten. Met betrekking tot de aanslagen is het verzoek niet-ontvankelijk en met betrekking tot de boeten is het ongegrond.
Aan X bv zijn over 2004 tot en met 2008 LB-naheffingsaanslagen en vergrijpboeten opgelegd. Hof Arnhem-Leeuwarden (25 juni 2013, 12/00197, V-N Vandaag 2013/1787) stelt de inspecteur in het gelijk. De Hoge Raad (28 februari 2014, 13/03438) verklaart het beroep in cassatie zonder motivering ongegrond. In 2022 verzoekt X bv bij het hof om herziening van de uitspraak uit 2013. De reden is dat het hof destijds niet om inzage heeft verzocht in de kladnotities van de controleur, waaruit was af te leiden dat alleen de vaste onkostenvergoedingen van 2006 zijn onderzocht en dat dit ten onrechte is geëxtrapoleerd naar de andere jaren. Inclusief rente vordert X bv een schadevergoeding van ruim € 28.000.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat met betrekking tot de tijdigheid van het herzieningsverzoek onderscheid moet worden gemaakt tussen de aanslagen en de boeten. Voor de aanslagen heeft te gelden dat X bv onredelijk lang – langer dan één jaar – heeft gewacht met het verzoek (vgl. HR 20 februari 2015, 14/05686, V-N 2015/12.8. In zoverre is haar verzoek dus niet-ontvankelijk. Voor de boeten is het verzoek niet aan een termijn gebonden en is het ontvankelijk. X bv heeft de vermeende kladnotities van de controleur echter niet overgelegd en en ook anderszins niets naar voren heeft gebracht waaruit blijkt dat er over 2004, 2005, 2007 en 2008 geen onderzoek is gedaan naar de vergoedingen. Er zijn dus geen feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt die objectief bestonden voordat de uitspraak van 2013 onherroepelijk werd. Het verzoek is dus voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:11
Wet op de loonbelasting 1964 11
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 18 december
Informatiesoort: VN Vandaag