Aan de in Spanje wonende mevrouw X (erflaatster) is voor 2006 een beschikking "Niet in Nederland belastbaar inkomen" afgegeven waarbij het wereldinkomen uit werk en woning is vastgesteld op € 4.890, het verzamelinkomen in Nederland op € 332 en het NiNbi-inkomen op € 4.558. Zowel Rechtbank Breda (7 juli 2009, nr. 08/3797) als het hof (Hof 's-Hertogenbosch 12 mei 2010, nr. 09/00374) hebben dit bevestigd. Terwijl de hofuitspraak nog niet onherroepelijk is, dienen de erven van X een herzieningsverzoek in bij het hof. Het hof stuurt het verzoek daarom door naar de Hoge Raad (zie Hof 's-Hertogenbosch, 22 november 2010, nr. 09/00374, V-N 2011/17.2.1). Deze stuurt het verzoek echter terug, aangezien de erven niet de bedoeling hadden beroep in cassatie in te stellen.
Hof 's-Hertogenbosch (MK II, 30 september 2011, 11/00063) oordeelt dat het herzieningsverzoek wordt afgewezen, aangezien de beslissing omtrent de proceskostenvergoeding c.q. het niet vergoeden van het griffierecht niet is gebaseerd op een ondeugdelijke feitelijke grondslag. De door de erven aangehaalde jurisprudentie (HR 11 juni 2004, nr. 39556, RvS 21 oktober 2009, nr. 200803635/1/H2 en CRvB 24 februari 2010, nr. 09/821) kan namelijk niet worden aangemerkt als een feit dat - of een omstandigheid die - heeft plaatsgevonden vóór de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd. Het herzieningsverzoek wordt afgewezen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).