X en zijn echtgenote zijn vanaf 2004 eigenaar van een Oldambtster boerderij met twee aangebouwde dwarsschuren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de RvS beslist in 3 april 2013 dat de boerderij en de schuren samen één Rijksmonument zijn. Voor 2013, 2014 en 2015 is in geschil welke onderhoudskosten aftrekbaar zijn. Voor 2013 en 2014 verzoekt X vergeefs om ambtshalve verminderingen en voor 2015 tekent X bezwaar aan tegen de door de inspecteur toegestane monumentenaftrek, bestaande uit 80% van de ondrhoudskosten. Rechtbank Noord-Nederland stelt de inspecteur in het gelijk. In hoger beroep stelt X dat het onderhoud vertraagd is uitgevoerd, omdat de inspecteur aanvankelijk bestreed dat de kosten voor de schuren ook aftrekbaar zijn. De aftrekbeperking tot 80% en de overgangsregeling zijn door die vertraging in zijn nadeel uitgevallen.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat als de vertraging al aan de inspecteur is toe te rekenen, art. 6.31 Wet IB 2001 op grond van het rechtszekerheidsbeginsel niet ter zijde kan worden gesteld. Het verzoek om ambtshalve vermindering van 2014 is dus terecht afgewezen en de persoonsgebonden aftrek van 2015 is niet te laag vastgesteld. Het verzoek om ambtshalve vermindering van 2013 is ingediend buiten de vijfjaarstermijn. X stelt vergeefs dat hij door overbelasting was uitgevallen en hij het verzoek daardoor niet eerder kon doen. Hij was namelijk wel in staat om in die periode tijdig bezwaar te maken tegen de aanslag. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 45aa
Algemene wet inzake rijksbelastingen 60
Wet inkomstenbelasting 2001 6.31
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 7 december