X doet BPM-aangifte voor een Volvo XC60 2.0 D4 FWD Momentum met schade en voldoet € 1617. Volgens de inspecteur is een te lage CO2-uitstoot toegepast. In geschil is de naheffing van € 879. X stelt dat de hogere CO2-uitstoot met een hogere historische bruto BPM ook tot een hogere historische nieuwprijs moet leiden.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de historische nieuwprijs niet moet worden verhoogd in verband met een hogere vastgestelde CO2-uitstoot. Als de historische nieuwprijs als gevolg van een hogere historische bruto Bpm wordt verhoogd zal dit leiden tot een ‘kunstmatige’ verhoging van het afschrijvingspercentage, terwijl de feitelijke waardevermindering van het (referentie)voertuig niet is veranderd. Op basis van de historische nieuwprijs van € 59.090, de handelsinkoopwaarde van € 18.188 en de historische bruto BPM van € 14.931 is de verschuldigde BPM – zonder de door X bepleite extra leeftijdskorting van € 541 – € 4595. X mag door het instellen van rechtsmiddelen niet in een slechtere positie komen, zodat de aanslag in stand blijft. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 19 mei