X gaat in beroep wegens de hoogte van WOZ-beschikking voor 2020. Rechtbank Zeeland-West-Brabant verlaagt de WOZ-waarde conform het gezamenlijke standpunt van partijen tot € 309.000 en kent aan X een proceskostenvergoeding toe, waarbij punten zijn toegekend voor het bezwaarschrift, de hoorzitting, het beroepschrift en de zitting. X stelt in hoger beroep dat zij recht heeft op een aparte vergoeding voor het verzoek om vergoeding van de immateriële schade wegens het overschrijden van de redelijke termijn.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de rechtbank terecht geen aparte vergoeding heeft toegekend, omdat het verzoek om vergoeding van de immateriële schade opgaat in de proceshandeling van het beroepschrift. Er is evenmin aanleiding om een extra punt toe te kennen voor de inhoudelijke behandeling van dat verzoek. Het onderzoek ter zitting door de rechtbank betreft namelijk het beroep van X dat is aangetekend tegen de WOZ-beschikking, waarbij het verzoek om vergoeding van de immateriële schade slechts een nevenvordering is geweest. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 19 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag