De Hoge Raad oordeelt dat het bepalen van het gewicht van de zaak is voorbehouden aan de rechter die op het beroep beslist, in dit geval het hof, en een oordeel daarover is, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie slechts beperkt toetsbaar.

X doet BPM-aangifte voor een Mercedes AMG C43. In geschil is de BPM-naheffing en in het bijzonder of er een blijvende waardevermindering is wegens de status van ex-schadeauto. Volgens Rechtbank Den Haag maakt X die waardevermindering niet aannemelijk. X krijgt wegens het overschrijden van de redelijke termijn wel een immateriële schadevergoeding van € 500 en een proceskostenvergoeding van € 541. Hof Den Haag kent voor de zaak in eerste aanleg een immateriële schadevergoeding toe van € 1000 en een proceskostenvergoeding van € 837. Bij de vaststelling daarvan is wegingsfactor 0,5 (licht) in aanmerking genomen. X stelt in cassatie dat het hof wegingsfactor 1 (gemiddeld) had moeten toepassen, omdat in eerste aanleg zowel de immateriële schadevergoeding als de proceskostenvergoeding te laag was.

De Hoge Raad oordeelt dat het bepalen van het gewicht van de zaak is voorbehouden aan de rechter die op het beroep beslist, in dit geval het hof, en een oordeel daarover is, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie slechts beperkt toetsbaar (vgl. HR 23 september 2011, 10/04238, V-N 2011/47.4 en HR 9 september 2022, 21/05173, V-N 2022/39.21). Het betoog van X vindt geen steun in het recht. Het oordeel over het gewicht van de zaak geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige niet op juistheid worden onderzocht. Het is ook niet onbegrijpelijk. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Besluit proceskosten bestuursrecht 2

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 15 april

Informatiesoort: VN Vandaag

302

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen