Belanghebbende X bv doet in de jaren 2008 en 2009 bij haar aangiften omzetbelasting zestien verzoeken om teruggaaf. Als de inspecteur geen beschikkingen neemt op de teruggaafverzoeken, stelt X bv beroep in bij Rechtbank Arnhem wegens het niet-nemen van een besluit. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hof Arnhem oordeelt dat het beroep bij de rechtbank niet-ontvankelijk is, aangezien X bv de inspecteur niet eerst in gebreke heeft gesteld voordat ze in beroep ging. De Hoge Raad oordeelt, in afwijking van het hof, dat de dagvaarding door X bv van de Staat, onder toevoeging van de inspecteur, aangemerkt kan worden als ingebrekestelling (HR 12 juli 2013, nr. 12/02259, V-N 2013/35.7). De Hoge Raad verwijst het geding naar Hof 's-Hertogenbosch dat zich moet uitspreken over de hoogte van de proceskostenvergoeding.
Hof 's-Hertogenbosch wijst het verzoek van X bv om een bovenforfaitaire proceskostenvergoeding af. Het hof stelt voorop dat in de onderhavige procedure niet vergoed kunnen worden de kosten van het materiële geschil of het kort geding. Het gaat hier enkel om de kosten van het beroep tegen het niet tijdig beslissen. Tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur maakt X bv niet aannemelijk dat de kosten van deze procedure meer bedragen dan de forfaitaire proceskostenvergoeding. Reeds om die reden komt X bv geen hogere vergoeding toe. De vraag of de inspecteur ernstig onzorgvuldig heeft gehandeld, hoeft geen beantwoording.
Wetsartikelen:
Besluit proceskosten bestuursrecht 2-3