De heer X richt in 2007 met zijn medevennoot, Y bv, een vennootschap onder firma op. De vof houdt zich bezig met het geven van psychologische adviezen. Er ontstaat een een zakelijk conflict en in oktober 2008 wordt X door Y bv op non-actief gesteld. Er loopt nog steeds een civiele procedure in verband met de ontbinding van de vof. In geschil is of X terecht aansprakelijk is gesteld voor de belastingschulden van de vof. Het betreft de naheffingsaanslagen loonheffing over maart, april en mei 2009. Er is wel tijdig aangifte gedaan, maar de belasting is niet betaald. In deze periode staat X nog in het handelsregister ingeschreven als vennoot. Pas later is X met terugwerkende kracht tot 1 januari 2009 uitgeschreven.
Rechtbank Breda oordeelt dat X sinds zijn non-actiefstelling geen zicht meer heeft op de fiscale verplichtingen van de vof en niet meer kan functioneren als bestuurder. X beroept zich daarom terecht op de disculpatiemogelijkheid van art. 33, eerste lid, onderdeel a, Inv. 1990. De ontvanger stelt in dat kader vergeefs dat X bij de Belastingdienst melding over de situatie had moeten doen. Voor een beroep op de disculpatiemogelijkheid geldt de informatieplicht namelijk niet. Het beroep van X is gegrond.