De Hoge Raad oordeelt dat het EU-verdedigingsbeginsel niet van het bestuursorgaan verlangt dat het X vooraf hoort over zijn voornemen om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren als deze na afloop van de bezwaartermijn is ingediend, de termijnoverschrijding redelijkerwijs niet verschoonbaar is en de niet-ontvankelijkverklaring ook nog aan de rechter kan worden voorgelegd.

X voldoet BPM op aangifte en gaat vervolgens in bezwaar. In geschil is of deze bezwaarschriften door de inspecteur wegens termijnoverschrijding terecht – en zonder X te horen – kennelijk niet-ontvankelijk zijn verklaard. Volgens Hof 's-Hertogenbosch zijn de bezwaren kennelijk niet-ontvankelijk en mocht de inspecteur daarom van het horen afzien (zie HR 21 maart 2001, 36.281, V-N 2001/18.7). In cassatie stelt X dat de auto's afkomstig zijn uit andere EU-lidstaten, zodat in elke procedure waarin het bestuursorgaan het voornemen heeft een nadelige individuele maatregel te nemen, die belanghebbende door dat bestuursorgaan vooraf over dat voornemen moet worden gehoord.

De Hoge Raad oordeelt dat het EU-verdedigingsbeginsel niet van het bestuursorgaan verlangt dat het X vooraf hoort over zijn voornemen om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren als deze na afloop van de bezwaartermijn is ingediend, de termijnoverschrijding redelijkerwijs niet verschoonbaar is en de niet-ontvankelijkverklaring ook nog aan de rechter kan worden voorgelegd. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:3

Algemene wet bestuursrecht 7:2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 25 januari

17

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen