Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat eiser de door dochter betaalde hypotheekrente niet kan aftrekken nu hij de woning van dochter huurt.

X en zijn echtgenote huren een woning van hun dochter. De dochter woont in een van de woning vrijstaande tot woning verbouwde garage. Dochter sluit voor die verbouwing een hypotheek waarvoor X en zijn echtgenote borg staan. Dochter betaalt de hypotheekrente. In 2009 verhuist de dochter. Een andere dochter betrekt de tot woning verbouwde garage. X trekt in de jaren 2012 tot en met 2015 de hypotheekrente af in zijn aangifte IB/PVV. De inspecteur legt in 2018 navorderingsaanslagen IB/PVV over 2012, 2014 en 2015 op. In geschil is of X de hypotheekrente in aftrek mag brengen.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur terecht navorderingsaanslagen heeft opgelegd. X en zijn echtgenote huren immers de woning. Daarnaast drukken de rentelasten niet op X of zijn echtgenote. X' beroep dat hij mag vertrouwen op de informatie van een gratis adviseur faalt. Overigens heeft X deze adviseur een verkeerde voorstelling van zaken gegeven. Ook uit de informatie op de website van de Belastingdienst mag X redelijkerwijs niet afleiden dat de rente aftrekbaar is. X' beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.120

Wet inkomstenbelasting 2001 3.111

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 18 augustus

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen