X en zijn ex-partner mevrouw Y hebben drie kinderen die op het woonadres van Y staan ingeschreven. X en Y zijn in 2018 geen fiscale partners. In de echtscheidingsbeschikking is opgenomen dat de kinderen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken drie weekenden per maand bij X verblijven. Als X in aangifte IB 2018 om de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) verzoekt en de inspecteur de IACK weigert, gaat X in beroep.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart het beroep van X ongegrond. Volgens de rechtbank is voor het antwoord op de vraag of X recht heeft op de IACK, van belang of de zorg voor de kinderen gelijkelijk tussen beide ouders is verdeeld. Op grond van de regeling uit de echtscheidingsbeschikking is dit niet het geval, want het aantal dagen dat de kinderen bij X zouden verblijven is te gering om voor toepassing van de IACK in aanmerking te komen. De echtscheidingsbeschikking is van 12 december 2018, waardoor die op zich beperkte betekenis heeft voor de daadwerkelijke verdeling van de zorg voor de kinderen in 2018. X heeft echter geen bewijsmiddelen, zoals verklaringen van anderen of urenoverzichten, ingebracht aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat de kinderen gemiddeld 3 dagen per week bij hem verblijven. X heeft geen recht op de IACK.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 44b
Wet inkomstenbelasting 2001 8.14a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 3 augustus