Belanghebbende, mevrouw X, heeft samen met de heer A drie kinderen. In 2009 koopt X een woning voor € 1.350.000. Van 7 september 2009 tot 28 april 2010 en van 14 april 2011 tot 1 januari 2015 staat X er officieel ingeschreven. Eind 2014 wordt in de woning een hennepkwekerij aangetroffen. De inspecteur start kort daarop een onderzoek. Hij concludeert hieruit dat X er in 2010, 2011 en 2012 niet zelf woonde en dat zij dus ten onrechte negatieve inkomsten uit eigen woning heeft geclaimd. In geschil zijn de IB-navorderingsaanslagen over 2010, 2011 en 2012, alsmede de 50% vergrijpboetes. Ten aanzien van 2010 is niet in geschil dat de woning het gehele jaar werd verhuurd.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X in 2011 en 2012 slechts af en toe in de woning verbleef als er geen huurder was. Het is dus niet aannemelijk dat de woning haar – anders dan tijdelijk – als hoofdverblijf ter beschikking heeft gestaan. Het maakt dus niet uit dat X het wel als postadres gebruikte en A dan de post liet ophalen. Er is ook geen ambtelijk verzuim, ondanks dat de btw-inspecteur reeds in 2010 ten aanzien van A vaststelde dat de woning werd verhuurd. De navordering is dus terecht. Met betrekking tot de boetes wordt overwogen dat de inspecteur er echter niet in slaagt (voorwaardelijke) opzet aannemelijk te maken. Er zijn weliswaar ten onrechte negatieve inkomsten uit eigen woning opgevoerd, maar er is onvoldoende aangevoerd ter onderbouwing van de bewustheid daarvan bij X. De inspecteur stelt daartoe vergeefs dat X de woning heeft gekocht als investering om deze langdurig te gaan verhuren. De beroepen van X zijn deels gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 19 maart