Belanghebbende, de heer X, is in 1991 betrokken bij een ongeval. In verband hiermee krijgt X in 2004 een schadevergoeding van € 503.385. In 1993 is zijn echtgenote door een ongeval invalide geraakt. Vanaf 2005 is X actief als beeldend kunstenaar. Tot en met 2014 zijn deze activiteiten zwaar verlies latend. Voor 2011 is in geschil of er een bron van inkomen is. Daarnaast is in geschil of X zijn extra vervoerskosten als zorgkosten kan aftrekken. De inspecteur stelt dat X voor deze kosten een schadevergoeding heeft gekregen en dat een vaststellingsovereenkomst over de zorgkosten tijdig is opgezegd. Volgens Rechtbank Gelderland zijn de activiteiten van X als beeldend kunstenaar geen bron van inkomen en is X dus geen ondernemer. De vervoerskosten zijn niet hoger dan die van vergelijkbare gezonde belastingplichtigen. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de aard van de activiteiten, die goeddeels bestaan uit de verkoop van (reproducties van) originele kunstwerken van X, niet maakt dat een objectieve winstverwachting reeds op voorhand aannemelijk moet worden geacht. Uit de structurele verliezen volgt juist het tegendeel. De verkoop in 2011 van twee schilderijen tegen aanzienlijke bedragen is veeleer een incidentele omzetpost, dan dat hiermee een opwaartse lijn is ingezet. Het geclaimde ondernemingsverlies is in 2011 dus niet aftrekbaar. De vaststellingsovereenkomst over de vervoerskosten is rechtsgeldig door de inspecteur opgezegd. De overige geclaimde zorgkosten komen niet uit boven het drempelbedrag. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Wet inkomstenbelasting 2001 3.4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 1 augustus