Hof Amsterdam oordeelt dat het verzoek van de gemachtigde aan de inspecteur tot aanhouding van het bezwaar een bijzondere omstandigheid is, die verlenging van de redelijke termijn in eerste aanleg rechtvaardigt.

X maakt begin 2018 pro forma bezwaar tegen zijn IB-aanslag over 2016. Partijen komen in mei 2018 op initiatief van zijn gemachtigde overeen dat eerst het resultaat van een beroepsprocedure over een eerder jaar afgewacht zal worden. In hoger beroep is uitsluitend nog in geschil of X recht heeft op een vergoeding van zijn immateriële schade. Rechtbank Noord-Holland heeft de redelijke termijn verlengd met 34 maanden, zijnde de termijn van 8 mei 2018 tot en met 2 maart 2021. Toen is de uitspraak van de betreffende procedure onherroepelijk is geworden. X gaat in hoger beroep.

Hof Amsterdam oordeelt dat het verzoek van de gemachtigde aan de inspecteur tot aanhouding van het bezwaar een bijzondere omstandigheid is, die verlenging van de redelijke termijn in eerste aanleg rechtvaardigt. Het maakt niet uit dat de gemachtigde op een later moment in een e-mail schrijft dat een snellere afdoening zijn voorkeur heeft. Dit heeft namelijk slechts zijn voorkeur en het eerdere verzoek wordt niet ingetrokken. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Instantie: Hof Amsterdam

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 9 november

Informatiesoort: VN Vandaag

248

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen