Rechtbank Gelderland oordeelt dat alleen bezwaar en beroep kan worden ingesteld door degene die de BPM op aangifte heeft voldaan en door degene van wie inkomens- of vermogensbestanddelen in de heffing worden betrokken. Er speelt in casu dus geen enkel financieel belang.
D bv least in 2011 en 2012 een auto van E GmbH. In verband hiermee doet D bv BPM-aangifte en voldoet € 1737. X bv tekent pro forma bezwaar tegen de voldoening aan. Pas in 2018 wordt dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. X bv is volgens de inspecteur namelijk geen belanghebbende. In beroep voert X bv geen gronden aan tegen de niet-ontvankelijkverklaring, maar claimt wel een immateriële schadevergoeding wegens de forse overschrijding van de redelijke termijn.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat alleen bezwaar en beroep kan worden ingesteld door degene die de BPM op aangifte heeft voldaan en door degene van wie inkomens- of vermogensbestanddelen in de heffing worden betrokken. Het eerste is niet het geval en het tweede is gesteld, noch gebleken. Het bezwaar is dus terecht niet-ontvankelijk verklaard. Er speelt in casu geen enkel financieel belang, omdat X bv de BPM niet op aangifte heeft voldaan en er ook geen inkomens- of vermogensbestanddelen van haar in de heffing zijn betrokken. Vanwege deze bijzondere omstandigheid wordt daarom volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden (zie HR 19 februari 2016, 14/03907, V-N 2016/13.4) en er wordt geen schadevergoeding toegekend. Het beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 28 april