Hof Den Haag oordeelt dat de redelijke termijn in de beroepsfase is overschreden. Gezien het geringe geldelijke belang van de door X verzochte proceskostenvergoeding, is er geen aanleiding om een schadevergoeding toe te kennen.

De heffingsambtenaar brengt aanmaningskosten in rekening aan X, in verband met de betaling van aanslagen gemeentebelastingen. X is het hier niet mee eens. In beroep verzoekt X om vergoeding van immateriële schade. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de redelijke termijn in de beroepsfase weliswaar is overschreden, maar dat er, gezien het geringe geldelijke belang van de door X verzochte proceskostenvergoeding, geen aanleiding is een schadevergoeding toe te kennen.

Hof Den Haag oordeelt dat X geen recht heeft op vergoeding van immateriële schade. Het hof verwerpt daarbij het standpunt van X dat, bij de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn is overschreden, de redelijke termijn voor de procedure vanaf de indiening van het bezwaarschrift tot en met de uitspraak in hoogste instantie in de hoofdzaak op twee jaar dient te worden gesteld. Volgens het hof dient de berechting van een zaak namelijk in beginsel per rechterlijke instantie binnen twee jaar tot een uitspraak te leiden. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 8 september

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen