Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn voldoende is gecompenseerd met de enkele vaststelling door de rechter dat inbreuk is gemaakt op de rechtszekerheid als algemeen aanvaard rechtsbeginsel, dat ertoe noopt dat belastinggeschillen binnen een redelijke termijn worden beslecht. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

De heer X heeft een fiscale beroepsprocedure gevoerd tegen de gemeente Bergen. Volgens Rechtbank Alkmaar is in die procedure de redelijke termijn met één jaar en twee weken overschreden. Aangezien het geschil echter ging over aanmaningskosten van € 14, kan worden volstaan met de vaststelling dat de redelijke termijn is geschonden. X krijgt dus geen schadevergoeding en er zijn ook geen redenen voor een proceskostenvergoeding. X gaat in hoger beroep.

Hof Amsterdam ( EK VII, 25 juli 2013, 12/00660, V-N 2013/54.2.2) oordeelt dat de geconstateerde overschrijding voldoende is gecompenseerd met de enkele vaststelling door de rechter dat inbreuk is gemaakt op de rechtszekerheid als algemeen aanvaard rechtsbeginsel, dat ertoe noopt dat belastinggeschillen binnen een redelijke termijn worden beslecht. Er zijn zowel in eerste aanleg als in hoger beroep ook geen griffierechten van X geheven. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 13 juni

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen