X is eigenaar van een woning en is het niet eens met de WOZ-waarde. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en verlaagt de WOZ-waarde naar € 220.000. X vindt dat de waarde € 209.000 moet zijn en stapt naar het hof. Ook eist hij een immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de tweejaarstermijn. Op 5 maart 2019 ontvangt de heffingsambtenaar het bezwaarschrift. Tijdens de zitting kondigt de rechtbank aan op 23 februari 2021 uitspraak te doen. De uitspraakbrief is op 9 maart 2021 aan partijen verzonden.
Hof Den Haag oordeelt dat de datum waarop de rechtbank uitspraak doet leidend is voor toetsing aan de tweejaarstermijn. Dit is dus niet de datum van de uitspraakbrief. X had de griffie op 23 februari 2021 kunnen bellen om te informeren naar het dictum. De tweejaarstermijn is niet overschreden. Er bestaat geen recht op immateriëleschadevergoeding. Het hof doet binnen één jaar uitspraak. Ook in hoger beroep is geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 24 februari