Rechtbank Den Haag oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk maakt dat de box 3-heffing voor haar een individuele en buitensporige last is.

Belanghebbende heeft voor het jaar 2016 aangifte IB/PVV gedaan en daarin onder meer een voordeel uit sparen en beleggen aangegeven. De aanslag is conform de aangifte opgelegd. In geschil is of het voordeel uit sparen en beleggen terecht in aanmerking is genomen, meer in het bijzonder of de vermogensrendementsheffing in strijd is met art. 1 EP EVRM.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk maakt dat de box 3-heffing voor haar, in vergelijking met andere belastingplichtigen, een individuele en buitensporige last is. Gelet op het inkomen en de vermogenspositie van belanghebbende acht de rechtbank het overigens ook niet aannemelijk gemaakt dat het forfaitaire stelsel van box 3 voor haar leidt tot een individuele en buitensporige last. De rechtbank overweegt tenslotte dat de onlangs gewezen jurisprudentie over de vermogensrendementsheffing in het jaar 2017, niet van toepassing is op de jaren voorafgaand aan dat jaar.

Lees ook het thema Box 3.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Belastingrecht algemeen

Dossiers: Box 3

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 21 april

12

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen