Hof Amsterdam oordeelt dat belanghebbende, een exploitant van speelautomaten, niet aannemelijk maakt dat zij geconfronteerd is met een individuele en buitensporige last in de zin van artikel 1 EP.

X drijft een onderneming in de exploitatie van speelautomaten en heeft een vergunning op grond van art. 30h Wet op de kansspelen. Zij sluit exploitatieovereenkomsten met horecaondernemers en verdeelt de opbrengst op basis van een vaste verdeelsleutel. De inspecteur legt naheffingsaanslagen kansspelbelasting en verzuimboetes op over de tijdvakken november 2013, december 2013 en januari 2014. X stelt in hoger beroep dat zij door de invoering van de kansspelbelasting voor kansspelautomaten per 1 juli 2008 geconfronteerd is met een individuele en buitensporige last in de zin van art. 1 EP. 

Hof Amsterdam oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk maakt dat zij geconfronteerd is met een individuele en buitensporige last in de zin van art. 1 EP. X heeft in hoger beroep geen feiten en omstandigheden aangevoerd die op haar individuele situatie zien. Doordat X niet voldoet aan de op haar rustende bewijslast, faalt het beroep op art. 1 EP van het EVRM. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1

Instantie: Hof Amsterdam

Rubriek: Kansspelbelasting

Editie: 26 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

191

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen