Hof Den Bosch oordeelt dat X in 2012 geen recht heeft op ouderschapsverlofkorting omdat er geen sprake is van een terugval van inkomen. Het vergelijkingsjaar daarvoor is 2007, zo stelt het hof vast. In dat jaar heeft X geen ouderschapsverlof genoten.

Belanghebbende, neemt in de loop van 2008 t/m maart 2009 ouderschapsverlof op voor haar eerste kind, van eind 2009 t/m 2010 voor haar tweede kind en aansluitend in 2011, eindigend in 2014 voor haar derde kind. De ouderschapsverlofkorting van € 276 die X claimt in de aangifte IB 2012 weigert de inspecteur omdat er volgens hem geen sprake is van een terugval in inkomen. De inspecteur neemt 2007 als vergelijkingsjaar omdat dit het jongste jaar is waarin geen ouderschapsverlof is genoten. X daarentegen neemt 2009 als vergelijkingsjaar, omdat haar ouderschapsverlof in dat jaar maar tot maart heeft geduurd en zij pas eind december 2009 opnieuw ouderschapsverlof op heeft genomen.

Hof Den Bosch oordeelt dat de ratio van de terugvaleis en de daarin besloten bedoeling van de wetgever behelzen een financiële tegemoetkoming in het opvangen van de inkomensachteruitgang door het opnemen van ouderschapsverlof. Dit betekent volgens het hof dat gekozen moet worden voor het eerste jaar dat geen ouderschapsverlof is genoten, zijnde 2007. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 44c

Wet inkomstenbelasting 2001 8.14b

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 21 maart

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen