Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur er redelijkerwijs vanuit kon gaan dat de heer X, gezien zijn beroep als registeraccountant, had moeten weten dat de beleggingsverliezen niet aftrekbaar waren.

De heer X is registeraccountant en had in diverse IB-aangiften verliezen uit beleggingen afgetrokken als negatief resultaat uit overige werkzaamheden. Aanvankelijk was de aftrek geaccepteerd, maar dit is later door navordering gecorrigeerd. X is strafrechtelijk vervolgd wegens het opzettelijk doen van onjuiste aangiften. Rechtbank Oost-Brabant had hem veroordeeld. Hof 's-Hertogenbosch sprak X echter vrij. Naar aanleiding van de vrijspraak is de navorderingsaanslag over 2007 vernietigd. In de uitspraak op bezwaar van stelt de inspecteur dat geen sprake is van een nieuw feit of kwade trouw. Aan X is vervolgens een forfaitaire bezwaarkostenvergoeding toegekend van € 488. In geschil is of X terecht een integrale bezwaarkostenvergoeding claimt.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur er redelijkerwijs vanuit kon gaan dat X, gezien zijn beroep als registeraccountant, had moeten weten dat de beleggingsverliezen niet aftrekbaar waren. Het uitgangspunt dat X de aftrek dus te kwader trouw had geclaimd, was dus niet zonder meer onredelijk. Er kan ook niet worden gezegd dat bij het opleggen van de navorderingsaanslag al vaststond dat deze in een procedure geen stand zou houden. Het oorspronkelijke standpunt van de inspecteur over de kwade trouw was dus tenminste pleitbaar. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 19 december

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen