De verzetsrechter van Rechtbank Gelderland oordeelt dat X na de onterechte niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar geen recht heeft op een integrale proceskostenvergoeding. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X maakt bezwaar tegen navorderingsaanslagen IB/PVV en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet. De inspecteur stelt X in de gelegenheid het bezwaar te motiveren, maar voordat de termijn hiervoor verstrijkt doet de inspecteur al uitspraak op bezwaar. De inspecteur erkent zijn fout en vraagt de rechtbank de beroepen van X gegrond te verklaren. Rechtbank Gelderland geeft hieraan gehoor en kent X een PKV toe. In verzet bepleit X een hogere (integrale) PKV.

De verzetsrechter van Rechtbank Gelderland (V-N 2023/9.26.19) oordeelt dat X na de onterechte niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar geen recht heeft op een integrale proceskostenvergoeding. De verzetsrechter is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat geen feitelijke grond bestaat voor een integrale PKV. De inspecteur heeft de foutieve uitspraak op bezwaar onmiddellijk erkend en willen herstellen. Gelet op vaste rechtspraak dat de inspecteur geen tweede uitspraak op bezwaar mag doen kon hij echter niet zelf de uitspraak op bezwaar herzien. De inspecteur heeft de rechtbank op de hoogte gesteld van de gemaakte fout en dat was de enige manier om de fout te herzien. Het verzet van X is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Algemene wet bestuursrecht 8:54

Algemene wet bestuursrecht 6:6

Algemene wet bestuursrecht 6:5

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 4 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

242

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen