Aan X is over 2018 ter behoud van rechten een IB-aanslag opgelegd, bestaande uit een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 901.657 met € 56.101 belastingrente. Na haar bezwaar is het inkomen verlaagd tot € 554.592 met € 8893 belastingrente en is er een bezwaarkostenvergoeding toegekend van € 592. In beroep stelt X recht te hebben op een integrale proceskostenvergoeding.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat door X niets is aangevoerd waaruit volgt dat de uitspraak op bezwaar cijfermatig onjuist is. X komt op exact dezelfde aanslag uit, zij het misschien op basis van een andere juridische redenering. Haar beroep is dus ongegrond. Er is geen reden voor het toekennen van een integrale proceskostenvergoeding voor zowel de bezwaar- als beroepsfase. De aanslagtermijn dreigde te verlopen, zodat de aanslag ter behoud van rechten is opgelegd en dat is door de inspecteur voorafgaand gecommuniceerd. Er was dus geen ‘tegen beter weten in’-situatie.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:15
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 2 december
Informatiesoort: VN Vandaag