De heer X is eigenaar van twee naastgelegen woningen in de Gemeente Rhenen, die hetzelfde adres hebben. X en zijn echtgenote wonen in de ene woning. Het gezin van hun dochter woont in de andere. De woningen zijn gescheiden door een afsluitbare tussendeur, waarvan alleen X de sleutel heeft. Volgens X zijn ze daarom één onroerende zaak. In geschil zijn de WOZ-beschikkingen van beide woningen. Na bezwaar heeft de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van één woning verlaagd, maar de waarde van de andere woning verhoogd. Rechtbank Midden-Nederland stelt X in het ongelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat beide woningen zelfstandige delen van een gebouwd eigendom zijn, zodat de objectafbakening juist is. Beide woningen zijn bestemd om afzonderlijk te worden gebruikt. Er wordt ook voldaan aan de eis dat de zelfstandige delen redelijk afsluitbaar zijn. Het feit dat de dochter niet over een sleutel beschikt, brengt niet met zich mee dat de tussendeur niet afsluitbaar is. De heffingsambtenaar is echter niet bevoegd om na bezwaar de WOZ-waarde van één woning te verhogen, ondanks dat de totale waarde van de woningen niet hoger wordt dan de oorspronkelijk vastgestelde waarden. Het beroep van X is in zoverre gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:11
Wet waardering onroerende zaken 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 5 augustus