Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de teruggaaf is gegrond op een discretionaire, begunstigende bevoegdheid van de inspecteur en dat het geen teruggaaf is wegens in strijd met het EU-recht geheven BTW.

X dient in september 2020 een BTW-suppletie over januari 2017 in, omdat in de aangiften te weinig voorbelasting in aftrek is gebracht. De suppletie is aangemerkt als een verzoek om ambtshalve teruggaaf. De ambtshalve teruggaaf is verleend. Op 1 december 2020 is de teruggaaf uitbetaald. Tevens is belastingrente vergoed over de periode van 25 november 2020 tot en met 21 december 2020. Op 7 december 2020 heeft X de teruggaafbeschikking en rentebeschikking ontvangen. X claimt recht te hebben op invorderingsrente over de periode van 1 maart 2018 tot en met 24 november 2020.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de teruggaaf is gegrond op een discretionaire, begunstigende bevoegdheid van de inspecteur en dat het geen teruggaaf is wegens in strijd met het EU-recht geheven BTW. Het beginsel van fiscale neutraliteit vereist ook niet dat X invorderingsrente krijgt na herstel van een eigen verzuim. X heeft geen recht op vergoeding van invorderingsrente. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 65

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Invorderingswet 1990 28c

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting, Invordering, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 30 januari

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen