De Hoge Raad oordeelt dat het hof terecht heeft overwogen dat de ontvanger niet aannemelijk maakt dat de IB-aanslag de heer X toch heeft bereikt of dat het niet ontvangen het gevolg is van aan hem toe te rekenen omstandigheden. De rechter is niet verplicht een eigen onderzoek in te stellen naar de door de ontvanger aannemelijk te maken feiten.

Aan de heer X is een betalingsherinnering gestuurd wegens het niet tijdig betalen van een (voorlopige) IB-aanslag. X voldoet de aanslag alsnog binnen de gestelde termijn. In geschil is of vervolgens terecht € 541 invorderingsrente in rekening is gebracht. Volgens Hof 's-Hertogenbosch ontzenuwt X het vermoeden van ontvangst van de aanslag door geloofwaardig te verklaren dat deze niet is ontvangen (zie HR 15 december 2006, 41.882, V-N 2006/65.5). Hierbij is van belang dat tot dan toe alle aanslagen altijd tijdig zijn betaald en dat er voldoende liquide middelen aanwezig waren. De Staatssecretaris van Financiën stelt in cassatie dat het hof heeft verzuimd na te gaan of X anderszins van de aanslag op de hoogte is geraakt.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof terecht heeft overwogen dat de ontvanger niet aannemelijk maakt dat de aanslag X toch heeft bereikt of dat het niet ontvangen het gevolg is van aan hem toe te rekenen omstandigheden. Dit oordeel van het hof geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting (vgl. HR 10 juli 2009, 08/01578, V-N 2009/33.7) en behoefde geen nadere motivering. De rechter is niet verplicht een eigen onderzoek in te stellen naar de door de ontvanger aannemelijk te maken feiten. Het beroep van de staatssecretaris is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 28

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering

Instantie: Hoge Raad

Editie: 14 oktober

Carrousel: Carrousel

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen