Belanghebbende, X, komt in beroep tegen een beslissing van de Belastingdienst in een BPM-zaak. X stelt dat de inspecteur onrechtmatig heeft gehandeld omdat het uitvoeren van invorderingsmaatregelen tijdens een gerechtelijke procedure in strijd is met het Europeesrechtelijk verdedigingsbeginsel. Rechtbank Den Haag kent X ondanks overschrijding van de redelijke termijn geen ISV toe gelet op het zeer geringe financiële belang van de zaak. De rentebeschikking is immers niet in geschil en de aanmaningskosten en betekeningskosten waren reeds voor de uitspraak op bezwaar komen te vervallen.
Hof Den Haag oordeelt dat X ondanks overschrijding van de redelijke termijn met 3,5 maand geen recht heeft op een ISV. Behalve het geringe financiële belang speelt een rol dat het hof de gemachtigde van X niet wil belonen voor zijn handelwijze die erop is gericht om met duizenden zaken het systeem te verstoppen om vervolgens hoge vergoedingen te kunnen incasseren. Het hof legt ten overvloede uit dat voor X in deze procedure met waarborgen beklede bezwaar- en beroepsgangen opengestaan hebben tegen de verschillende beslissingen van de Belastingdienst. Van strijd met art. 47 Handvest van de grondrechten van de EU is geenszins sprake.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de Europese Unie 47
Algemene wet bestuursrecht 8:5
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Instantie: Hof Den Haag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 31 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag