De Hoge Raad oordeelt dat de inschrijvingseis niet slechts een bewijsfunctie heeft, maar een voorwaarde is voor toepassing van de kamerverhuurvrijstelling.

X heeft een eigen woning en verhuurt een deel via Airbnb aan personen, die in verband met werk of studie tijdelijk in Nederland verblijven. Voor driemaal een maand en eenmaal twee maanden ontvangt X in totaal € 1629. In geschil is of 70% hiervan is belast als voordelen uit het tijdelijk ter beschikking stellen van de eigen woning (art. 3.113 Wet IB 2001). Volgens Hof Den Haag zijn de inkomsten vrijgesteld vanwege de kamerverhuurvrijstelling (art. 3.114 Wet IB 2001), ondanks dat de huurders niet zijn ingeschreven in de basisregistratie personen. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat de inschrijvingseis niet slechts een bewijsfunctie heeft, maar een voorwaarde is voor toepassing van de kamerverhuurvrijstelling. Art. 3.113 Wet IB 2001 geldt ook bij (tijdelijke) verhuur van een deel van de eigen woning (zie HR 19 september 2020, 19/03974, V-N 2020/45.3) zodat 70% van de huur tot het inkomen uit werk en woning wordt gerekend. Het beroep van de staatssecretaris gegrond en de Hoge Raad kan de zaak afdoen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.114

Wet inkomstenbelasting 2001 3.113

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Huurrecht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 9 november

Carrousel: Carrousel

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen