Belanghebbende, X, doet aangifte BPM voor de registratie van een BMW X6. De aangifte is gebaseerd op een gecombineerde CO2-uitstoot van 299 gr/km. Uit gegevens van de inspecteur blijkt een hogere uitstoot. Als X geen gebruik maakt van de mogelijkheid om de lagere uitstoot te onderbouwen, legt de inspecteur een naheffingsaanslag BPM op. Nadat X in de bezwaarfase een certificaat van overeenstemming heeft overgelegd waaruit de lagere uitstoot wel blijkt, besluit de inspecteur de naheffingsaanslag te vernietigen. In geschil is of X recht heeft op een vergoeding van de bezwaarkosten.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat geen recht bestaat op een vergoeding van de bezwaarkosten. De noodzaak tot het instellen van bezwaar vloeide uitsluitend voort uit de handelwijze van X (vgl. HR 12 mei 2006, nr. 42.449, V-N 2006/25.7). Deze handelwijze bestond eruit dat X niet tijdig het certificaat heeft verstrekt waaruit bleek dat de auto een lagere gecombineerde CO2-uitstoot heeft dan de uitstoot waarop de naheffingsaanslag was gebaseerd. Van de inspecteur kan niet worden verwacht, aldus de rechtbank, dat hij de juistheid van de RDW-verklaringen verifieert voordat hij een naheffingsaanslag oplegt.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9
Algemene wet bestuursrecht 7:15-2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 21 mei