X is van mening dat hij vanaf 2014 loon tegoed heeft van een bv. Hiertoe claimt X steeds aftrek van negatief loon. In november 2018 sluit X op de zitting bij de rechtbank een compromis, waaruit volgt dat hij alsnog verzoeken om ambtshalve vermindering kan indienen. In maart 2020 dient X een herziene aangifte over 2018 in, met wederom een post negatief loon. Deze aangifte wordt gevolgd en het verlies uit onderneming wordt vastgesteld op € 3303. In geschil is of de inspecteur dit later kan corrigeren door middel van een navorderingsaanslag. Volgens de inspecteur is er geen nieuw feit, maar is X te kwade trouw.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X weliswaar met opzet een aftrek claimt waarvan hij weet dat de inspecteur het oneens is, maar dat is iets anders dan met opzet de inspecteur informatie geven waarvan hij weet dat die niet klopt. Door het eerdere compromis heeft de rechter bovendien niet kunnen vaststellen of het standpunt van X juist is. Het maakt ook niet uit dat X in de loop van deze procedure zijn standpunt alsnog heeft gewijzigd, in die zin dat het negatieve loon volgens hem betrekking heeft op de jaren dat de dienstbetrekking bestond (2008 tot en met 2014). Beslissend is namelijk het moment waarop hij deze aangifte indiende. Het beroep van X is gegrond. De navorderingsaanslag wordt vernietigd.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 20 januari