Rechtbank Den Haag oordeelt dat de onderhavige bestelauto's niet meer dan bijkomstig worden gebruikt voor het verrichten van economische prestaties zodat de gemeente geen aanspraak kan maken op het bijzondere tarief voor bestelauto's.

Gemeente Sliedrecht is houder van drie Toyota bestelauto's. De auto's worden gebruikt voor het inzamelen van veegvuil, het legen van prullenbakken in het publieke ruimte en voor de groenvoorziening (plantsoenendienst). In geschil is of de gemeente als btw-ondernemer in aanmerking komt voor het lage mrb-tarief voor bestelauto's, ook al worden deze voor meer dan 90% gebruikt voor niet-economische prestaties.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de auto's niet meer dan bijkomstig worden gebruikt voor het verrichten van economische prestaties zodat de gemeente geen aanspraak kan maken op het bijzondere tarief. Art. 24b, lid 1 Wet MRB 1994 verwijst uitdrukkelijk naar het btw-ondernemerschap. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is daarvan alleen sprake als er economische activiteiten worden verricht. De niet-economische activiteiten, al dan niet verricht voor bedrijfsdoeleinden, zijn hierbij niet relevant. De door de gemeente aangehaalde jurisprudentie van het Hof van Justitie EU (12 februari 2009, nr. C-515/07, V-N 2009/9.27 en 15 september 2016, nr. C-400/15, V-N 2016/47.17) gaat over de vraag of en onder welke omstandigheden aftrek van voorbelasting bestaat en niet over de vraag wanneer sprake is van ondernemerschap. De beroepen van de gemeente zijn ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 7

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 24b

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 1 november

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen