Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het pand door de verschillende verbouwingen vanaf 1930 de aard van woning heeft verloren en dat ingrijpende aanpassingen, zoals het plaatsen van tussenwanden en het verrichten van stucwerk, nodig zijn om het hiervoor weer geschikt te maken.
X verkrijgt in 2019 voor ruim € 30 mln. het eigendomsrecht van een monumentaal Amsterdams grachtenpand en voldoet 6% overdrachtsbelasting. Het pand is ooit als woning gebouwd, maar fungeert vanaf 1930 als kantoor met de status van rijksmonument. Volgens het rijksmonumentenregister is het pand nog steeds een woonhuis. In geschil is of bij de verkrijging door X het lage tarief van 2% geldt. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het pand ten tijde van de verkrijging geen woning meer, zodat het lage tarief niet van toepassing is. X gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het pand door de verschillende verbouwingen vanaf 1930 geen woning meer is. X stelt vergeefs dat er slechts ‘beperkte aanpassingen' nodig zijn om het weer geschikt te maken voor bewoning (zie HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:290, V-N 2017/13.17). Er zijn meer dan beperkte aanpassingen nodig om de onroerende zaak weer geschikt te maken voor bewoning. Zo zijn de in het souterrain en op de diverse verdiepingen aanwezige toiletgroepen niet passend voor gebruik als woning(en). Voorts zouden een eventuele nieuwe badkamer en keuken moeten passen bij de uitstraling en grandeur van het pand als geheel. Dit alles vergt ingrijpende aanpassingen, zoals het plaatsen van tussenwanden en het verrichten van stucwerk. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 14
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Editie: 26 september
Informatiesoort: VN Vandaag