Rechtbank Dordrecht oordeelt dat de nog in geding zijnde percelen geen natuurterreinen zijn als bedoeld in de Waterschapswet. Daarom geen verlaagd tarief waterschapsbelasting voor X.

Eiser, X, is eigenaar van een aantal percelen gelegen in het beheersgebied van het Waterschap Hollandse Delta. In geschil is of, zoals X stelt, de percelen aan te merken zijn als natuurgebieden als bedoeld in art. 116 Waterschapswet en daardoor delen in een lager tarief voor de watersysteemheffing en wegenheffing.

Rechtbank Dordrecht oordeelt dat de nog in geding zijnde percelen geen natuurterreinen zijn in de zin van art. 116, aanhef en onder c, van de Waterschapswet. Terecht stelt de heffingsambtenaar van het waterschap dat onder ‘geheel of nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur' moet worden verstaan 90% of meer. Het is aan X om te bewijzen dat de percelen natuurterreinen zijn en daardoor in aanmerking komen voor een (beduidend) lager tarief voor de watersysteemheffing en wegenheffing. X is hierin niet geslaagd, mede gelet op het deskundigenbericht van Tauw dat is ingebracht door de heffingsambtenaar. Het beroep van X is wel gegrond, gelet op de ambtshalve vermindering van de aanslagen voor andere percelen. De rechtbank stelt de aanslagen voor de nog in geding zijnde percelen zelf vast en herstelt daarbij twee afrondingsverschillen. 

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Dordrecht

Editie: 23 augustus

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen