X is eigenaar van een horecazaak met een vloeroppervlak van 68 m2. In geschil is de WOZ-beschikking waarbij de waarde is vastgesteld op € 344.000. In bezwaar verdedigt X aanvankelijk een lagere waarde. In beroep stelt X echter dat de gemiddelde kapitalisatiefactor van alle referentie-objecten moet worden toegepast en dat die factor van 13,7 juist tot een hogere waarde (€ 377.000) leidt. Volgens Rechtbank Amsterdam is de door de heffingsambtenaar gehanteerde kapitalisatiefactor van 12,5 juist. Alle relevante omgevings- en marktgegevens zijn hierin namelijk meegenomen. In hoger beroep stelt X na de eerste zitting dat de jaarhuur € 24.000 bedraagt en dat hieruit een WOZ-waarde van € 300.000 (12,5 x 24.000) volgt.
Hof Amsterdam oordeelt dat X in strijd handelt met een behoorlijke procesorde door op de tweede zitting alsnog terug te komen op zijn eerdere akkoordverklaring met betrekking tot de te hanteren referentie-objecten. X maakt met de enkele stelling dat het rekenkundig gemiddelde van de kapitalisatiefactoren tot een hogere kapitalisatiefactor leidt niet aannemelijk dat de WOZ-waarde onjuist is. De heffingsambtenaar is terecht uitgegaan van een jaarlijkse huurwaarde van € 27.540, conform de door hem overgelegde referentie-matrix. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 22
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 15 januari