Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het arrest HR 6 februari 2015, V-N 2015/15.20 inzake de werktuigenvrijstelling voor installaties in niet-industriële complexen niet leidt tot een verlaging van de WOZ-waarde voor het pand van X.

Belanghebbende, X, is eigenaar en gebruiker van een voormalig schoolgebouw waarin zij een dagverblijf exploiteert voor verstandelijk gehandicapten. X bepleit verlaging van de WOZ-waarde 2016 van € 1.881.000 naar € 1.595.000.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het arrest HR 6 februari 2015, V-N 2015/15.20 inzake de werktuigenvrijstelling voor installaties in niet-industriële complexen niet leidt tot een verlaging van de WOZ-waarde voor het pand van X. De heffingsambtenaar heeft erkend dat in de taxatiewijzer die hij heeft gebruikt bij de WOZ-waardering nog geen rekening is gehouden met dit arrest. Het taxatierapport dat de heffingsambtenaar in beroep heeft ingebracht concludeert echter tot een waarde die bijna € 200.000 boven de vastgestelde waarde ligt. De totale waarde die de heffingsambtenaar in aanmerking heeft genomen voor installaties, ligt beneden dit bedrag. Het arrest kan daarom niet leiden tot een verlaging van de WOZ-waarde. X heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat de functionele veroudering die de heffingsambtenaar heeft toegepast, te laag is. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 18 december

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen