Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat het bedrag van € 122.000 als geldlening ter beschikking is gesteld aan de bv. Het hof overweegt hierbij onder andere dat er geen schriftelijke overeenkomst is. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

Belanghebbende, X, houdt de aandelen in A bv en heeft een schuld in rekening-courant aan de bv. In 2009 stort X € 122.000 op de bankrekening van de bv. In 2011 gaat A bv failliet. X is van mening dat hij het bedrag van € 122.000 in aftrek kan brengen als negatief ROW.

Hof Arnhem-Leeuwarden (MK I, 2 juni 2015, 14/01130, V-N 2015/39.1.1) oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat het bedrag van € 122.000 als geldlening ter beschikking is gesteld aan de bv. Het hof overweegt hierbij onder andere dat er geen schriftelijke overeenkomst is. Verder wijst het hof er op dat, gezien de omschrijving op de bankafschriften, er sprake is van een aflossing van de schuld. Het gelijk is aan de inspecteur.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO). Zie verder het thema Onzakelijke lening.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.92

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 2 december

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen