Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat er geen liquidatieverlies als bedoeld in art. 13d Wet VPB 1969 aanwezig is. De inspecteur maakt aannemelijk dat het door X bv voor de aandelen E bv opgeofferde bedrag lager is dan de ontvangen liquidatie-uitkering.
In het kader van een vaststellingsovereenkomst tussen diverse partijen, verkrijgt belanghebbende, X bv, begin 2011 de aandelen in E bv. Voor een belang van 62,5% betaalt X bv € 500.000, en voor het resterende belang van 37,5% betaalt X bv € 1. E bv wordt vervolgens in 2011 ontbonden, in verband waarmee X bv een liquidatie-uitkering van € 27.448 ontvangt. In geschil is de omvang van het liquidatieverlies. Volgens X bv bedraagt het liquidatieverlies namelijk € 472.553. De inspecteur beperkt het aftrekbare liquidatieverlies, op grond van art. 13d lid 4 eerste volzin Wet VPB 1969, tot slechts € 18.253. Eerst in hoger beroep stelt de inspecteur dat het door X bv ter verkrijging van de aandelen in E bv betaalde bedrag aan D van € 500.000 is voldaan teneinde diverse juridische procedures te beëindigen.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat er geen liquidatieverlies als bedoeld in art. 13d Wet VPB 1969 aanwezig is. De inspecteur maakt aannemelijk dat het door X bv voor de aandelen E bv opgeofferde bedrag lager is dan de uitkering die X bv heeft verkregen bij de liquidatie van E bv. Het hof stelt daarbij vast dat de intrinsieke waarde van de aandelen E bv in 2011 € 9701 bedroeg en dat X bv niet aannemelijk maakt dat zij vanwege strategische belangen meer heeft betaald voor de aandelen dan deze intrinsiek waard waren. Volgens het hof blijkt verder uit de gedingstukken dat het door X bv betaalde bedrag gedeeltelijk is betaald in het kader van de afkoop van diverse juridische procedures. Het gelijk is aan de inspecteur.
Lees ook het thema Deelnemingsvrijstelling: Onbelaste inkomsten uit dochtervennootschappen
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13d
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 30 september