A bv heeft automatiseringspersoneel in dienst dat zij uitleent aan diverse opdrachtgevers. Het personeel wordt door A bv betaald. De opdrachtgevers lenen het personeel ook weer uit. Bij het uitlenen zijn belanghebbende, X bv, B, C bv en D bv betrokken. Naar aanleiding van een onderzoek stelt de inspecteur vast dat er sprake is geweest van winstoverheveling van X bv en C bv naar tussengeschakelde vennootschappen, die in Gibraltar zijn gevestigd. De inspecteur verhoogt daarom de winsten van X bv en C bv met aanzienlijke bedragen. X bv wordt verder ook aansprakelijk gesteld voor een door A bv niet-betaalde LB-naheffingsaanslag. De Hoge Raad handhaaft de aansprakelijkstelling, maar verwijst de zaak uiteindelijk nog wel naar Hof Arnhem-Leeuwarden om te beslissen op het verzoek om vergoeding van immateriële schade.
Hof Arnhem-Leeuwarden stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden met 82 maanden en acht dagen, en dat X bv recht heeft op een vergoeding van € 7000. Het hof matigt de vergoeding niet omdat geen sprake is van samenhang met de zaken van B, C bv en D bv. Het hof wijst er hierbij op dat de onderhavige zaak handelt over de aansprakelijkstelling in de loonheffingssfeer, en dat in de andere zaken IB- en VPB-aspecten van winstverschuivingen in internationaal verband spelen. Er is dan geen sprake van samenhang.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:73
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 17 januari