Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat de overeenkomsten kwalificeren als operational lease, zodat sprake is van reëel fiscaal eigendom van X bv. Vanwege de onwelwillende proceshouding van de ontvanger wordt een proceskostenvergoeding aan X bv toegekend van € 10.000.
X bv stelt op basis van leaseovereenkomsten machines ter beschikking aan een gelieerde onderneming. In 2017 gaat deze onderneming failliet. Zij had op dat moment belastingschulden. Kort vóór het faillissement zijn alle activa, waaronder de machines, door de financier van X bv in vuistpand genomen en naar een andere locatie gebracht. In de beschikking executiewaarde stelt de ontvanger dat X bv niet heeft voldaan aan haar meldingsplicht van art. 22bis IW 1990 inzake het weghalen. Volgens Rechtbank Den Haag maakt X bv niet aannemelijk dat zij de reële eigendom van de machines heeft. X bv is weliswaar juridisch eigenaar, maar aan de eis dat de economische risico's in overwegende mate bij haar liggen, is niet voldaan. X bv gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag oordeelt dat de overeenkomsten kwalificeren als operational lease, zodat sprake is van reëel fiscaal eigendom van X bv (zie Besluit 20 juli 2001, RTB2001/2503M, V-N 2001/41.13). X bv loopt namelijk het restwaarderisico ten aanzien van de machines. De machines hebben na afloop van de leaseperiode van zeven jaar een voldoende lange levensduur en een minimale restwaarde van 8,5%. De leaseovereenkomsten zijn voorts voldoende bepaalbaar en de machines hebben voor een ander ook nog waarde. De machines zijn namelijk weggehaald met het oog op verkoop of lease aan een derde. Gelet op de ter zitting gesignaleerde onwelwillendheid van de ontvanger om serieus en onbevooroordeeld naar X bv te luisteren, wordt een hogere dan een forfaitaire proceskostenvergoeding toegekend. De vergoeding wordt in goede justitie vastgesteld op € 10.000.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Invordering, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 1 augustus