De voorzieningenrechter van Rechtbank Den Haag oordeelt dat een bezwaarmaker niet via een voorlopige voorziening de inspecteur kan dwingen om inzage te verstrekken.

Aan belanghebbende, X bv, is een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. X bv maakt tegen deze naheffingsaanslag bezwaar. Tegelijkertijd verzoekt X bv de rechtbank om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat de inspecteur wordt gelast in de bezwaarfase alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage te verstrekken.

De voorzieningenrechter van Rechtbank Den Haag oordeelt dat een bezwaarmaker niet via een voorlopige voorziening de inspecteur kan dwingen om inzage in stukken te verstrekken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ontbreekt in dit geval de materiële connexiteit nu het verzoek van X bv zich richt tegen de beslissing van de inspecteur om geen inzage te verstekken. Tegen die beslissing als zodanig staat geen bezwaar en beroep open. Eerst in de beroepsprocedure over de aanslag kan door de rechter worden getoetst of de inspecteur handelt in strijd met art. 8:42 Awb waarbij de inspecteur dan eventueel een beroep kan doen op geheimhouding op grond van art. 8:29 Awb. Nu het ter inzage verstrekken van stukken door de inspecteur in de bezwaarfase, anders dan in de beroepsfase, in rechte niet kan worden afgedwongen, is niet voldaan aan de vereiste (materiële) connexiteit. De rechtbank verklaart het verzoek van X bv niet-ontvankelijk.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:29

Algemene wet bestuursrecht 8:42

Algemene wet bestuursrecht 8:83

Algemene wet bestuursrecht 8:81

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 11 april

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen