X pacht een boerderij met cultuurgrond van het Rijksvastgoedbedrijf, die in 2017 is omgezet in een natuurboerderij. X krijgt vergoedingen van de provincie Flevoland in het kader van het programma Nieuwe Natuur (pNN). In geschil is of X voor de vergoedingen voor de 85%-waardevermindering van de grond (€ 3.040.025) en de beheerskosten (€ 188.000) een beroep kan doen op de natuurvrijstelling (art. 3.13 lid 1-g Wet IB 2001). Volgens X is de pNN materieel gelijk aan de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap (SKNL), waarvoor de vrijstelling wel geldt. Volgens Rechtbank Noord-Nederland is er een rechtvaardigingsgrond voor het verschil in behandeling. X gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat er een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat voor de ongelijke behandeling van gelijke gevallen. De keuze van de wetgever om de vrijstelling te beperken tot die subsidies waarvan de Europese Commissie (EC) heeft geoordeeld dat de fiscale vrijstelling niet leidt tot staatssteun is niet evident van redelijke grond ontbloot. De wetgever heeft de grenzen van de hem toekomende ruime beoordelingsvrijheid dus niet overschreden. De pNN is niet aan de EC voorgelegd, zodat de vrijstelling niet van toepassing is. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 6
Wet inkomstenbelasting 2001 3.13
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting, Europees belastingrecht
Editie: 13 november
Informatiesoort: VN Vandaag