Volgens A-G Van Hilten moet onder vergissing als bedoeld in art. 220 lid 2 onder b van het CDW ook worden verstaan ‘ongezien aanvaarde' aangiften die hebben plaatsgevonden na de douanecontrole die de eerste vergissing heeft opgeleverd..

Aan belanghebbende, X bv, is een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) uitgereikt die betrekking heeft op elf aangiften voor het vrije verkeer van knoflooktenen. Niet in geschil is dat de knoflooktenen in de aangiften niet juist zijn ingedeeld. In geschil is of navordering achterwege moet blijven omdat de douaneautoriteiten een vergissing hebben begaan. Hof Amsterdam oordeelt dat de douaneautoriteiten zich ten aanzien van twee van de elf aangiften hebben vergist.

Volgens A-G Van Hilten moet onder vergissing als bedoeld in art. 220 lid 2 onder b van het CDW ook worden verstaan ‘ongezien aanvaarde' aangiften, die hebben plaatsgevonden na de douanecontrole die de eerste vergissing heeft opgeleverd. De A-G concludeert dit op basis van jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 25 september 2009, nr. 07/10290, BNB 2009/284) en het Hof van Justitie (HvJ 23 mei 1989, Top Hit Holzvertrieb, 378/87, en 19 oktober 2000, Hans Sommer GmbH, C-15/99). In dit geval heeft de douane twee vergissingen begaan bij controle van een aangifte. Daarnaast kunnen er van de nog in geding zijnde aangiften drie geacht worden bij vergissing te zijn aanvaard. Voor deze vijf gevallen had de douane niet mogen navorderen. Het voorgaande leidt tot een (verdere) vermindering van de utb. De A-G adviseert de Hoge Raad het andere middel van X bv – dat klaagt over schending van het rechtszekerheidsbeginsel dan wel het zorgvuldigheidsbeginsel - ongegrond te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Douane

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 3 juni

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen