Belanghebbende, mevrouw X, verhuist in het voorjaar van 2003 met haar gezin naar een andere woning. X had haar oude woning verkocht aan de eigenaar, de heer I, van de nieuwe woning. Die verkoop gaat echter niet door. Uiteindelijk verkoopt X haar oude woning voor circa € 66.000 minder aan derden. De nieuwe woning wordt in april 2004 aan X geleverd. Ten behoeve daarvan ontvangt de notaris op zijn derdenrekening zes contante stortingen van in totaal € 65.799. Op alle stortingsbewijzen die in het bezit van X zijn, is handgeschreven vermeld dat de stortingen zijn verricht door I. De bedragen zijn op drie achtereenvolgende dagen gestort op zes verschillende postkantoren. De inspecteur stelt dat de stortingen niet afkomstig zijn van I en dat deze dus duiden op een (verzwegen) bron van inkomen van X. In geschil is de IB-navorderingsaanslag, alsmede de vergrijpboete . Rechtbank Gelderland vermindert de boete tot € 11.338. X gaat in hoger beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X met diverse (getuige)verklaringen aannemelijk maakt dat de contante stortingen afkomstig zijn van een zakenrelatie van I. Deze zakenrelatie had het autobedrijf van I overgenomen, waarbij het oplossen van de financieringsschade van X één van de voorwaarden was. Het contante geld zou afkomstig zijn van de verkoop van de handelsvoorraad auto's van het bedrijf. De zakenrelatie zou op de stortingsbewijzen de naam van I hebben vermeld, 'om het niet ingewikkelder te maken dan het al was'. Aangezien de inspecteur geen ander nader ander bewijs levert, is het bewijsvermoeden ontkracht dat X achter de contante stortingen zat. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 12 augustus