Mevrouw X werkt voor een multi-level-marketingorganisatie, die magnetische sieraden en wellness-producten verkoopt. X is hoofddistributeur en ontvangt, behalve opbrengsten uit eigen verkopen, ook commissies over de verkopen van haar subdistributeurs. Deze commissies zijn door X niet als winst aangegeven. In geschil zijn diverse IB-(navorderings)aanslagen en in het bijzonder of de commissies een bron van inkomen zijn. Volgens Rechtbank Den Haag zijn de inkomsten van X als hoofddistributeur redelijkerwijs te verwachten en deze zijn niet slechts speculatief. X gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag oordeelt dat er voor 2012 geen nieuw feit is omdat de toenmalige gemachtigde van X de inspecteur per brief in kennis had gesteld van de commissies en de primitieve aanslag later is opgelegd. De aanslag van 2013 is voorts opgelegd buiten de driejaarstermijn, zonder dat de inspecteur aannemelijk maakt dat deze termijn is verlengd door uitstel voor het doen van de aangifte. Ook deze aanslag moet dus vervallen. De aanslag van 2014 is te hoog, omdat X aannemelijk maakt dat zij als hobby handtassen van knuffelhonden maakt, waarvan enkele zijn verkocht. Dit resulteert in een verlaging van de belastbare winst voor 2014 van € 136. Het beroep van X is voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 11
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 11 mei