Rechtbank Zeeland - West-Brabant oordeelt dat de inspecteur een ambtelijk verzuim heeft begaan door de VPB-aangifte van X bv niet nader te onderzoeken. Dat de aangifte niet werd ‘uitgeworpen' komt voor rekening van de inspecteur.

Belanghebbende, X bv, vormt voor haar dga een pensioenvoorziening. De boekwaarde van de voorziening bedraagt ultimo 2005 € 425.229. In 2006 draagt X bv de pensioenvoorziening over aan stichting A. De overdrachtswaarde bedraagt € 654.107. Het verschil tussen de boekwaarde en de overdrachtswaarde brengt X bv als ‘lonen en salarissen' in aftrek in haar VPB-aangifte. De aanslag wordt conform de aangifte opgelegd. Naar aanleiding van informatie die de inspecteur van A ontvangt, legt ze een VPB-navorderingsaanslag aan X bv op. X bv stelt echter dat een nieuw feit ontbreekt.

Rechtbank Zeeland - West-Brabant oordeelt dat de inspecteur een onderzoek had moeten doen naar de juistheid van de afname van de pensioenvoorziening en de toename van de ‘lonen en salarissen' en de schuld aan A. Dat de aangifte niet is ‘uitgeworpen', omdat een wijziging in de pensioenreserves geen reden is voor ‘uitworp', moet volgens de rechtbank voor rekening van de inspecteur komen. De rechtbank overweegt hierbij ook nog dat de inspecteur heeft verklaard dat het verschil in balansposten haar zou zijn opgevallen, als ze de aangifte had bekeken. De rechtbank vernietigt de navorderingsaanslag vanwege het ontbreken van een nieuw feit.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 21 augustus

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen