Belanghebbende, de heer X, is directeur-grootaandeelhouder van twee bv's. In 1998 koopt X van één van de bv's een perceel grond van bijna 2 ha. X rekent het perceel in 2002 en latere jaren steeds tot box 1, als zijnde een aanhorigheid van zijn eigen woning (een woonboerderij). Volgens de inspecteur hoort het perceel – met name vanwege de grootte - echter in box 3. In geschil is de navordering over 2002 en 2004, alsmede de IB-aanslag over 2005. Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur voor 2004 geen nieuw feit heeft, aangezien de aanslagregelaar in 2005 de beschikking had over de leveringsakte en dus nader onderzoek had moet doen. X maakt echter niet aannemelijk dat het – door middel van een sloot van zijn erf gescheiden - perceel een aanhorigheid van de woning is en de inspecteur wordt dus met betrekking tot 2002 en 2005 in het gelijk gesteld. Partijen gaan in hoger beroep. Hof Leeuwarden oordeelt dat de nalatigheid van de aanslagregelaar aan de inspecteur moet worden toegerekend. De aanslagregelaar had met name de fiscale kwalificatie van het perceel - box 1 of box 3 - moeten onderzoeken. Voor het overige wordt de uitspraak van de rechtbank ook bevestigd. Op de zitting verklaart X dat op het perceel een vervallen boerderij staat en dat het perceel een eigen uitweg naar de openbare weg heeft. Het perceel hoort dus niet bij de eigen woning, is daarmee niet in gebruik en is daaraan ook niet dienstbaar. De beroepen van X en de inspecteur zijn ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 31 juli