Staatssecretaris Van Rij van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst vindt dat eventuele belastingontwijking door Zuidas-partners afdoende kan worden bestreden. Hij vindt nieuwe beleidsopties hiertegen niet nodig. Dat blijkt uit zijn antwoorden op Kamervragen.

De tariefstructuur in de vennootschapsbelasting en in box 2 van de inkomstenbelasting in combinatie met de gebruikelijkloonregeling voor een directeur-grootaandeelhouder (dga) is in principe gericht op het bereiken van een globaal evenwicht in belasting- en premiedruk. Het is desondanks mogelijk dat de belastingdruk van een dga lager uitvalt dan die van een vergelijkbare werknemer in loondienst.

Een standpunt waarbij de inspecteur het gebruikelijk loon vaststelt op € 360.000 terwijl de winstuitkeringen oplopen tot hogere bedragen is mogelijk. Een winstuitkering naar de eigen vennootschap heeft geen invloed op de vaststelling van het gebruikelijk loon.

Van Rij vindt dat er geen sprake is van een bevoordeling van dga’s. Het klopt dat de gecombineerde belastingdruk van de dga (vennootschapsbelasting en aanmerkelijkbelangheffing) verlaagd wordt door de verlenging van de eerste tariefschijf in de vennootschapsbelasting en de verlaging van het lage tarief in de vennootschapsbelasting. Hier staat volgens hem echter tegenover dat het tarief in box 2 stapsgewijs in 2020 en 2021 is verhoogd van 25% naar 26,9% en dat met het wetsvoorstel Wet excessief lenen bij eigen vennootschap het excessief lenen van de eigen vennootschap wordt ingeperkt.

Juridisch gezien is het mogelijk dat een vennootschap meer dan twintig aandeelhouders heeft, waarbij geen van de aandeelhouders een aanmerkelijk belang houdt. Doordat in dat geval geen sprake is van een aanmerkelijk belang is ook de gebruikelijkloonregeling niet van toepassing die is bedoeld om een verdeling te maken tussen het arbeidsinkomen en het kapitaalinkomen. Dit maakt dat de aandelen tot de grondslag van box 3 behoren en zodoende in die box worden belast. Het opzetten van een dergelijke constructie met het oog om het aanmerkelijkbelangregime en de gebruikelijkloonregeling te omzeilen, is bij de totstandkoming van de Wet Inkomstenbelasting 2001 onderkend. De staatssecretaris vindt een dergelijke constructie in strijd met de doelstelling van de wet. De Belastingdienst pakt dergelijke constructies aan, onder andere door te toetsen of feitelijk sprake is van een dienstbetrekking. De bewindsman vindt het niet nodig om nieuwe beleidsopties in kaart te brengen.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting, Belastingrecht algemeen

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 1 februari

Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief

19

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen