De Hoge Raad oordeelt dat geen nieuwe machtiging vereist is wanneer de beroepsprocedure niet langer betrekking meer heeft op het primaire besluit maar enkel nog op de hoogte van de kosten van bezwaar. Dit is volgens de Hoge Raad geen omstandigheid als bedoeld in art. 3:72 BW waardoor de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de gemachtigde zou zijn geëindigd.

Belanghebbende, X, laat een gemachtigde met succes bezwaar maken tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Bij de berekening van de bezwaarkostenvergoeding past de heffingsambtenaar van de gemeente een wegingsfactor 0,25 (zeer lichte zaak) toe. X komt in beroep (enkel) op tegen de hoogte van de kostenvergoeding. Bij het beroep is een machtiging van X aan zijn gemachtigde overgelegd, daterend uit de bezwaarfase. Omdat de rechtbank twijfelt over de bevoegdheid van de gemachtigde om namens X beroep in te stellen, vraagt zij een actuele machtiging op (daterend van na de uitspraak op bezwaar). Als X meerdere malen weigert een dergelijke machtiging te overleggen, besluit de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Hof 's-Hertogenbosch bevestigt de niet-ontvankelijkverklaring en verklaart het hoger beroep van X ongegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat geen nieuwe machtiging vereist is wanneer de beroepsprocedure niet langer betrekking meer heeft op het primaire besluit maar enkel nog op de hoogte van de kosten van bezwaar. Dit is volgens de Hoge Raad geen omstandigheid als bedoeld in art. 3:72 BW waardoor de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de gemachtigde zou zijn geëindigd. De Hoge Raad merkt nog op dat X zijn gemachtigde die werkt op basis van ‘no-cure-no-pay' te kort zou doen als hij zijn volmacht zou herroepen. Dit zou in strijd zijn met de overeenkomst die X heeft met zijn gemachtigde. Nu X in de bezwaarfase een geldige machtiging heeft verstrekt die ook betrekking heeft op de beroepsfase, heeft de rechtbank het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X gegrond, vernietigt de uitspraak van het hof en verwijst het geding naar Hof Arnhem-Leeuwarden die zich moet uitspreken over de hoogte van de kostenvergoeding.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:6

Algemene wet bestuursrecht 6:5

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 24 februari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen