Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat er geen grond is voor omkering van de bewijslast. De inspecteur slaagt er echter in de correcties op basis van de normale bewijsregels aannemelijk te maken via vermogensvergelijkingen, waaruit blijkt dat X meer inkomsten had dan opgegeven.

Belanghebbende, X, woont samen met haar partner en vier kinderen. Zij ontvangt een uitkering en exploiteert sinds 2016 een kapsalon. Na onderzoek legt de inspecteur aanslagen IB/PVV op over 2013 t/m 2016 wegens niet-verantwoorde inkomsten.

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat er geen grond is voor omkering van de bewijslast. Voor 2013 en 2014 was X niet uitgenodigd tot het doen van aangifte, en voor 2015-2017 is geen sprake van een situatie dat een aanzienlijk bedrag niet is geheven door de onjuiste aangifte en ontbreekt het ook aan bewustzijn bij X. De inspecteur slaagt er echter in de correcties op basis van de normale bewijsregels aannemelijk te maken via vermogensvergelijkingen, waaruit blijkt dat X meer inkomsten had dan opgegeven.

X stelt dat haar uitgaven grotendeels door familie en vrienden zijn bekostigd, maar onderbouwt dit niet. De inspecteur hield al rekening met aangetoonde leningen en schenkingen; aanvullende geleende of geschonken bedragen maakt X niet aannemelijk. Het hof acht de correcties terecht en verwerpt het beroep op schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De Nibud-normen vormen een redelijke basis voor de vermogensvergelijking. Het hoger beroep is ongegrond en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting

Editie: 11 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

56

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen